Direct naar content
IBS - Capital Allies
Wat we schrijven
Blogs 31-07-2017

Rendementsheffing over tweede woning in het buitenland vanaf 2017 vaak hoger!

Vermogen dat in privé wordt aangehouden, wordt belast in box 3. Tot dat vermogen behoort niet alleen spaargeld, maar ook effecten, overige beleggingen en tweede woningen. Ook als die (vakantie-) woningen in het buitenland zijn gelegen. Vanaf 2017 is de tariefstructuur voor box 3 gewijzigd. Niet langer geldt een heffing van 1,2% over het box 3-vermogen: sinds 1 januari 2017 hebben we te maken met een progressieve heffing. Dat leidt in veel gevallen tot een hoger verschuldigd belastingbedrag dan in 2016. Als u eigenaar bent van een tweede huis in het buitenland is die heffing vaak sowieso hoger. U leest hierna waarom.

Box 3 heffing: heffing over het wereldinkomen

Privévermogen wordt – in beginsel – belast in box 3. Van belang is de waarde op 1 januari van enig jaar (de peildatum). Vrijgestelde vermogensbestanddelen hoeven niet te worden vermeld. Dit zijn onder andere auto’s en vaartuigen die voor eigen gebruik dienen, voorwerpen van kunst- en wetenschap en ook gelden die voor een speciaal doel zijn gespaard (uitvaartverzekering, overlijdensrisicoverzekering of pensioengelden). Op het totaal van de bezittingen mogen de box 3-schulden in mindering worden gebracht, mits deze schulden uitgaan boven een bepaalde grens (voor ongehuwden is deze grens € 3.000 en voor fiscale partners € 6.000). Als de uitkomst van de som van bezittingen en schulden uitgaat boven de zogenoemde heffingsvrije grens, dan bent u belasting verschuldigd. Deze heffingsgrens ligt voor 2017 op € 25.000 per persoon en op € 50.000 voor fiscale partners.

Als u in Nederland woont, dan moet u in uw belastingaangifte het hele wereldinkomen aangeven. Tot het wereldinkomen behoren niet alleen de inkomsten die u uit Nederlandse bronnen geniet, maar ook inkomsten uit buitenlandse bronnen, ofwel vermogen dat in het buitenland wordt aangehouden c.q. in het buitenland is gelegen. Vaak zal de fiscus in het betreffende land ook over deze vermogensbestanddelen belasting willen heffen. Er ontstaat dan dubbele heffing. Deze dubbele heffing is onderkend en met een aantal landen is daarom een verdrag getekend om te regelen hoe daarmee moet worden omgegaan. Is er geen verdrag tussen Nederland en het betreffende land, dan kan een inwoner van Nederland terugvallen op het zogenoemde Besluit ter voorkoming van dubbele belasting (dat is een eenzijdige regeling voor inwoners van Nederland).

Stenen en dubbele belasting

Zoals hiervoor is aangegeven, heft Nederland belasting over het wereldinkomen. Dus ook over de buiten Nederland gelegen tweede woning. Het buitenland zal echter als ‘thuisland’ ook willen heffen. Het verdrag tussen Nederland en het betreffende land moet dan aangeven aan welk land het heffingsrecht toekomt. Dat is meestal, in het geval van een onroerend goed, aan het land waar het huis is gelegen.

Een Nederlander die een tweede huis in Spanje heeft, betaalt belasting over die tweede woning in Spanje. In de aangifte inkomstenbelasting in Nederland is die woning ook terug te vinden, maar tegelijkertijd wordt er een voorkoming van dubbele belasting verleend. De aftrek ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend via de zogenoemde vrijstellingsmethode.
U zou denken dat ‘vrijstelling’ dan betekent, dat er niets meer hoeft te worden betaald aan box 3-inkomstenbelasting. Dat was tot en met 2016 feitelijk het geval: de vrijstelling was ook daadwerkelijk 100% van de waarde. Vanaf 2017 is dit gewijzigd.

Tariefstructuur sinds 1 januari 2017

Tot 1 januari 2017 werd op het vermogen een rendement verondersteld van 4%, het forfaitaire rendement, ongeacht het rendement dat daadwerkelijk werd behaald. Het van toepassing zijnde tarief op dit forfaitaire rendement was 30%. Het belastingtarief was daarmee dan ook 1,2% over het vermogen.

Sinds 1 januari 2017 is er qua rendementsfictie een nieuw systeem. De grondslag sparen en beleggen in box 3 wordt toegerekend aan een spaardeel en een beleggingsdeel. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van drie belastingschijven. Over het spaardeel en het beleggingsdeel wordt primair uitgegaan van een forfaitair rendement van respectievelijk 1,63% en 5,39%. Vervolgens wordt bij een groter vermogen een groter beleggingsdeel verondersteld. Het resultaat van deze aannames leidt tot een gestaffeld oplopend rendement bij een oplopend vermogen. Het forfaitair rendement begint bij 2,87% en eindigt met 5,39% in de hoogste schijf. Dit hoogste tarief is aan de orde bij box 3-vermogens groter dan circa € 1 miljoen. Het belastingtarief van 30% is ongewijzigd gebleven.

In één oogopslag:

Tabel 1

Een voorbeeld

Stel iemand heeft op peildatum een belastbaar vermogen van totaal € 1.5 miljoen (na aftrek van heffingsvrije vermogen en vrijgesteld vermogen). Het vermogen bestaat uit een bank- en effectenrekening ad € 1.2 miljoen en een tweede woning in Spanje ter waarde van € 300.000.

Situatie vanaf 2001 tot 2017
Over het vermogen is een 1,2% rendementsheffing verschuldigd, oftewel een bedrag van € 18.000. Vanwege het feit dat er sprake is van dubbele heffing c.q. een onroerende zaak in Spanje, wordt een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend. Deze wordt berekend volgens de volgende formule:

(Vermogen buitenland / Totale vermogen) X Totaal verschuldigde belasting 

Dit leidt dan uitgaande van het voorbeeld tot het volgende resultaat:

Tabel 2

Conclusie die uit deze uitwerking kan worden getrokken is, dat bij de vermogensrendementsheffing tot 2017, de Spaanse woning volledig buiten de Nederlandse heffing wordt gehouden. Ter controle: De heffing is gelijk aan de in Nederland gelegen vermogensbestanddelen (totaal € 1,2 miljoen) * 1,2% = € 14.400.

Situatie per 1 januari 2017
Vanaf 2017 komt het er anders uit te zien. Dan zijn de bedragen:

Tabel 3

U betaalt vanwege de progressie in de tarieven ten opzichte van 2016 sowieso al ongeveer € 2.300 meer aan belasting. Dit wordt nog eens ongeveer € 550 meer, vanwege het feit dat u een in Spanje gelegen onroerend goed heeft.

Samenvatting en actiepunt

Tot 2016 werkte de vrijstellingsmethode zo uit, dat u geen (dubbele) belasting hoefde te betalen over uw eigen woning in Spanje. In Nederland bleef de Spaanse woning in haar geheel buiten de heffing. Vanaf 2017 is in vergelijking met voorgaande jaren de tweede woning niet meer volledig vrijgesteld van Nederlandse box 3-heffing c.q. is over uw tweede woning in Spanje wél (gedeeltelijk) heffing in Nederland verschuldigd. Boosdoener is de oplopende rendementsfictie.

Vindt u dit raar? Ik wel! Want de omstandigheden zijn niet gewijzigd en de bedoeling van het verdrag was (en is) dat er geen belasting verschuldigd is in het woonland van de eigenaar over het in het buitenland gelegen onroerend goed.

Geldt het bovenstaande nu bij alle buitenlandse onroerende zaken? Nee! Nederland heeft met veel landen verdragen ter voorkoming van dubbele belasting gesloten. Echter, tekstueel en ook qua methode om dubbele belasting te vermijden zijn deze niet altijd hetzelfde. De uitkomst in uw situatie kan daarom ook een andere zijn dan hierboven is beschreven.

Betaalt u sinds 1 januari 2017 meer belasting vanwege uw buitenlandse bezit en bent u het niet eens met deze uitkomst? Dan moet u zelf in actie komen door tijdig bezwaar te (laten) maken tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2017. Uiteraard geldt dit ook voor alle komende jaren.